1. De Antwerpenaar die uit zijn kot kwam

Als een van de eerste kunstenaars trekt Simon Denis (1755-1813) met zijn schildersezel de open lucht in. Nauwgezet observeert hij de Italiaanse natuur voor zijn olieverfschetsen. Hij schildert ‘dal vero’, echt, onvervalst. Specifieke aandachtspunten noteert hij op de rugzijde van het doek. Om het landschap later zo getrouw mogelijk verder uit te werken. Daarbij houdt hij rekening met details, zoals lichteffecten en het vluchtige wolkenspel. Waterval van Tivoli (1793) is zo’n voorbereidende studie. Het is een fragment van één van de acht landschappen die Denis in de periode 1795-97 schildert voor een salon in Schloss Emkendorf, Noord-Duitsland. Het maakt van hem een onmiskenbare voorloper van de moderne landschapschilderkunst.

inventors-day-wateval-van-tivoli
Waterval van Tivoli - Simon Denis

Onlangs kreeg dit doek van de Vlaams overheid de status van ‘topstuk’. KMSKA bezit ook nog Italiaans landschap van Simon Denis.

italiaans-landschap-simon-denis-kmska
Italiaans landschap - Simon Denis

2. Schilderen met vuur en rook

Voor de Duitse Zero-kunstenaar Otto Piene staat het artistieke streefdoel naar schoonheid gelijk aan spelen met vuur. Hij zet zijn doeken letterlijk in brand. Even toch, als een soort performance. Eerst brengt hij dunne laagjes brandbare fixatieven aan, neemt dan de hoeken van het doek vast en manipuleert de vlammen in de gewenste richting. De zwartgeblakerde zones en de oppervlaktes rondom bewerkt hij met verf tot zijn befaamde ‘rookschilderijen’. Met Grote zon (1965) wekt Piene de illusie dat het reinigende vuur de weg ruimt voor het heldere witte licht. We kunnen het bijna voelen.

grote-zon-otto-piene-kmska
Grote zon - Otto Piene

3. Een nagel als penseel

Günther Uecker creëert spijkervelden door snel en ritmisch duizenden nagels in een paneel te slaan. De spijkers staan in verschillende richtingen en patronen. Ze gaan op in een zacht en glooiend veld van schijnbaar wiegende spijkerkopjes. Soepel als korenhalmen in de wind. Afhankelijk van zijn positie en beweging, ervaart de kijker een optisch veranderlijk spel van licht, schaduw en levendigheid. Alledaagse materialen en arbeid omgetoverd tot kunstobjecten.

inventors-day-gunther-uecker
Donker veld - Günther Uecker

4. La Panchromie, de theorie van Jules Schmalzigaug 

Jules Schmalzigaug baseert zijn kleurenfysica op die van de Amerikaan Ogden Rood. Met de inventieve avant-gardetheorie La Panchromie ontwikkelt de kunstenaar een band tussen schilderkunst, natuurwetenschap en muziek. Kleuren zet hij volgens een bepaald ritme op doek. Zo probeert hij een harmonisch beeld te creëren dat visuele en akoestische ervaringen voorstelt. Viltkleuren, die licht absorberen, en lichtkleuren, die licht weerkaatsen, plaats hij naast elkaar. Daardoor ontstaat een vibrerende variant van de natuurwet die zegt dat elke actie reactie is. Schmalzigaug gaat nog een stap verder. Hij noteert kleurencombinaties op de vijf lijnen van een notenbalk, en componeert zo partituren voor kleurencomposities. Hij droomt van een kleurenklavier, waarop je impressies van licht zou kunnen spelen.

jules-schmalzigaug-inventors-day
Jules Schmalzigaug - Rhythmus van lichtgolvingen. Straat + zon + menigte

5. De tonaliteit van de stilte

Als je bij het horen van een klank een kleur ziet, of een geur ruikt, ben je synestheet. Dat geldt voor zo’n vier procent van de mensheid. Automatisch wekt de stimulatie van één zintuig tegelijkertijd verschillende ervaringen op. Neurologen proberen te achterhalen hoe en waarom deze afwijkende belevingen tot stand komen.

Dichter Maurice Gilliams (1900-1982) doet een poging om te duiden hoe dat in de kunst werkt. In zijn inspirerende Inleiding tot de idee De Braekeleer veronderstelt Gilliams dat Ensor zijn kleurenharmonieën ‘beluistert’. Kleur wekt klank op, dus. Maar Henri De Braekeleer verplicht ons om samen met de Man in de stoel te luisteren naar de stilte, ‘eeuwig en verschrikkelijk’. De dichter schuwt geen grote woorden. De Braekeleer wekt die stilte op door op specifieke manier licht, schaduw en leegte te combineren. En de suggestie van ‘absolute roerloosheid’.

Begin 19de eeuw hoopten romantische denkers en dichters dat deze gelijktijdige waarneming van zintuiglijke prikkels de essentie van alle kunsten zou worden. Maurice Gilliams bleef hopen en geloven.

Schilderij De man in de stoel van Henri De Braekeleer
Henri De Braekeleer - De man in de stoel