DOOR NATHALIE PAUWELS

FOTO CASPER RILA

Als het KMSKA op 24 september 2022 heropent, zal Dikkie Scipio van KAAN Architecten net geen twintig jaar aan het museum hebben gewerkt. We kijken met de hoofdarchitect van het masterplan voor de verbouwing terug op het avontuur. KAAN Architecten maakt van één museum twee verschillende werelden. In de loop van de tijd zag Dikkie Scipio dat de kijk op het museum verandert. 

Op 6 juni 2003 lanceert Vlaams bouwmeester bOb Van Reeth op initiatief van de Vlaamse overheid een open oproep voor een masterplan van het KMSKA. Waarom gingen jullie in op deze oproep?

‘Twintig jaar geleden waren we jonge architecten, met wat naam in woningbouw. We hadden net ons eerste grote gebouw opgeleverd, een forensisch instituut van 30.000 m². We dachten de wereld aan te kunnen. Het optimisme van het jonge succes. We wilden zo graag het KMSKA doen, dat we met ons toen volledige team van 15 medewerkers alles op alles hebben gezet.’

Zijn er voordelen om zo jong en onbezonnen aan zo’n grote opdracht te beginnen?

‘Als we toen geweten hadden hoe complex de organisatie achter de schermen was, waren we mogelijk niet ingestapt in het project. Wij maakten een masterplan en dachten ook de uitvoerende architecten voor het geheel te zijn. Om juridische en financiële redenen werd dat masterplan opgedeeld in plakken. Dat leek een administratieve ingreep. Pas later bleek dat het masterplan echt in fases werd opgedeeld, met voor sommige deelprojecten andere architecten aan zet [voor de gevelrestauratie en de tuinaanleg, np]. Als we in één keer het budget en de tijd hadden gekregen, dan was het allang klaar. Aan de andere kant waren de initiatiefnemers vol enthousiasme, zelfs al was het niet allemaal rond. Deze ervaring leert dat je soms ook vertrouwen moet hebben dat het uiteindelijk goed komt. En we investeerden met dit project twintig jaar lang in een opleiding hoe je in België moet bouwen.’

Hoe is het om zo lang aan een project te werken?

‘Ik ben de laatste die er van bij het begin bij was. Dit gebouw is mijn kind geworden. Mijn eigen kinderen zijn intussen volwassen geworden. De directeuren zijn gewisseld, de ministers, mensen op kabinetten en de Regie der Gebouwen vervelde tot Het Facilitair Bedrijf [dat voor de Vlaamse Overheid toezicht houdt op de verbouwingen, np]. We hebben in vier verschillende organisatiestructuren gewerkt. We zagen mensen opklimmen van stagiair naar directeur. Zelfs onze senior projectleider kwam er pas tien-elf jaar geleden bij

"‘We investeerden met dit project twintig jaar lang in een opleiding hoe je in België moet bouwen.’ "
Dikkie Scipio

Was de collectie een aantrekkingspunt?

‘De twee-eenheid van gebouw en collectie was voor mij vanaf het begin belangrijk. Het gebouw hoort bij de collectie en omgekeerd. Het gebouw is gemaakt voor die collectie. Alleen was het museum in 2003 geen populair gebouw, de collectie was niet meer bekend, de wijk was uit een diep dal aan het klimmen. Terwijl het museum een collectie van wereldformaat heeft, die niet onderdoet voor de collecties van Tate of het Rijksmuseum. In Nederland schreeuwen ze dat van de daken, hier was de bescheidenheid veel groter.’

Je betrekt meteen de buurt in je ontwerp. Waarom is de band met de wijk en de stad voor jou zo belangrijk?

‘Het 19de-eeuwse gebouw claimt zijn plek in de stad. Als de hekken weg zijn, is het overduidelijk: dit is de schatkamer van Antwerpen, van de kunst. Het staat heel trots in de stad. Alles wat daarrond staat, deelt mee in die trots. Ik wil graag dat mensen opnieuw de dialoog met hun omgeving aangaan. We zijn dat verleerd.’

"‘Ik wil graag dat mensen opnieuw de dialoog met hun omgeving aangaan. We zijn dat verleerd.’ "
Dikkie Scipio

Je bent ook niet ongevoelig voor de geschiedenis van de plek.

‘Het is bizar dat het museum staat boven op een citadel, die daar gebouwd was om Antwerpen te beheersen. De stad sloopt de citadel meteen nadat de laatste lichamen van de Nederlanders opgehaald zijn, want het was geen monument dat ze wilde koesteren. Het is waanzinnig te bedenken dat een tempel voor de kunst gerezen is op een plek van zo veel onderdrukking en gevecht – zo veel geschiedenis op elkaar gestapeld.’

En jullie hebben nu een extra laag toegevoegd aan die geschiedenis.

‘Er was heel veel kwaliteit in het originele ontwerp, en ik hoop dat we die weer zichtbaar gemaakt hebben. Door iets nieuws toe te voegen groeit het gebouw weer verder. Zodat je alle kennis, en die prachtige collectie kan meenemen, de toekomst in. Het is geweldig dat je dat met een gebouw kan doen. Ik heb een ontwerpfilosofie: je moet als architect niet modieus willen zijn. Je hebt een maatschappelijke verantwoordelijkheid, zeker bij grote projecten. Je gebouw moet meekunnen met de veranderingen van de tijd. Dat is voor mij de ultieme vorm van duurzaamheid.’

Vloeien daarom de werelden niet in elkaar over?

‘In dit geval vond ik het iets extra’s opleveren. Als je binnengaat, ervaar je uiteindelijk dat er nog een cadeautje in het museum zit. Die 19de-eeuwse architectuur is zo enorm krachtig. We proberen de nieuwe zalen evenwaardig te maken zonder dat ze de kracht van het oude gebouw wegnemen. Het gaat om het wederzijdse respect. De grandeur van het oorspronkelijke gebouw terugbrengen was net zo essentieel als voor meer ruimte zorgen.’

‘Je kan er als architect voor kiezen om je ontwerp heel zichtbaar te etaleren, of de verwondering uit te stellen. Ik geloof in het uitgestelde moment, in vele lagen die zich langzaamaan aan je openbaren. Dat je als bezoeker naar plekken getrokken wordt die niet enkel functionaliteit hebben. Je krijgt de ruimtelijke kwaliteit cadeau. Er zitten in het hele ontwerp bochtjes of deurtjes die voor wat humor en spielerei zorgen. Zo kan de bezoeker echt een dialoog aangaan met het gebouw.’

‘Het oorspronkelijke gebouw is goed doordacht en had een begrijpbare routing door ongeveer dezelfde soort zalen. In het nieuwe museum ervaar je de verticaliteit. Je bent gefocust op de kunst en de ruimtelijkheid, niet op de materialiteit. Als je naar het oude museum gaat draait dat om. De materialen zijn er belangrijker. Je krijgt daardoor een andere kijk op de kunst. Dat spel is interessant.’

In de nieuwe museumzalen loert om elke hoek een nieuwe, ruimtelijke verrassing. - Foto: Karin Borghouts
Door de restauratie en kleurkeuze maakte KAAN Architecten de kwaliteit en grandeur van het originele gebouw weer zichtbaar. - Foto: Karin Borghouts

Jullie werken nog mee aan de verbouwing van de kantoren. Daarna zal het lege museum zich beetje bij beetje weer vullen met kunst.

‘De architectuur staat ten dienste van de kunst. Het gebouw roept nu warme gevoelens op bij verschillende gebruikers en iedereen wil er iets mee doen, van ballet tot een concert organiseren. Ik hoop dat die dialoog verder gaat. Wat zijn de kunsten? Het museum is meer dan een huis waarin kunst bewaard wordt, het is ook een plek die iets zegt over wie wij zijn. Of waartoe we in staat zijn. Als je de krant openslaat, heb je vooral de neiging om beschaamd in een hoekje te gaan zitten. Het helpt ons soms te zien tot welke schoonheid we evengoed in staat zijn.’

Dit artikel verscheen eerder in ZAAL Z.