De presentatie van de kunstcollectie wordt – met het museumgebouw zelf – dé blikvanger bij de heropening. Wat wordt er getoond? Wat zijn de krachtlijnen? ZAAL Z sprak met Nico Van Hout, hoofd Collectieonderzoek, en Siska Beele, conservator 19de eeuw.
DOOR ERIC RINCKHOUT

Nico Van Hout: ‘Vrij snel hebben we beslist om eerder thematisch dan chronologisch te werk te gaan. Simpelweg omdat we ervan uitgingen dat onze bezoekers een nieuwe manier van presenteren verwachten. Je stelt ook vast dat steeds minder mensen historisch besef hebben en moeite hebben om mijlpalen als keizer Karel en Napoleon in de tijd te plaatsen. Idem voor de kennis van stijlperiodes als de gotiek, renaissance en barok. Bovendien heeft onze collectie sterktes maar ook zwaktes: we staan sterk voor de 15de tot de 17de eeuw en met onze grote Ensor-collectie bieden we een mooie overgang naar de modernen. Uit de 18de eeuw hebben we hooguit een handvol goede werken.’

Siska Beele: ‘Een encyclopedisch verhaal kunnen we niet vertellen. Onze collectie vertoont te veel hiaten, is erg verscheiden en vaak ongelijk van kwaliteit. De beste optie was de werken in een relevante samenhang te presenteren.’

Van Hout: ‘Door thematisch te werken kunnen we in elke zaal een mooi ensemble van hoog niveau tonen, plus telkens enkele meesterwerken.’

Beele: ‘Het verhalende element, storytelling, wordt almaar belangrijker, ook in het onderwijs en de media. We hopen op die manier het publiek meer te betrekken, mensen uit te dagen en meer te laten ontdekken over een kunstwerk. ’

"We willen een aangenaam bezoek aanbieden, zonder het instructieve of inzichtelijke overboord te gooien. "
Nico Van Hout

Moet een museum niet aan onderricht doen? Dat historisch besef aanscherpen?

Van Hout: ‘We willen een aangenaam bezoek aanbieden, zonder het instructieve of inzichtelijke overboord te gooien. Labels en zaalteksten geven toelichting bij werken en thema’s. Er zijn ook zeven aanraakschermen met allerlei soorten verdiepende informatie over een bepaald werk: je kan kiezen uit interactief en ludiek, kunsthistorisch, actualisering of context.’

Beele: ‘In de 19de-eeuwse Salon staan twee mutoscopen – een soort van vroege ‘filmprojector’ – die zijn nagebouwd door leerlingen van de Spectrum school. Ze geven informatie over de geschiedenis van het museum en de collectie.’

Hoeveel werken tonen jullie?

Beele: ‘Ruim zeshonderd, waarvan honderd sleutelwerken. Als je die honderd, verspreid over het hele museum, hebt gezien, heb je een goed beeld van onze collectie. Drie symboolwerken staan voor de pijlers van onze collectie: de Madonna van Fouquet, Ensors De Intrige en Alechinsky’s De laatste dag. Zij vertegenwoordigen respectievelijk de oude meesters tot 1880, de overgang naar de modernen en de moderne periode.’

Zit er toch geen zekere chronologie in de presentatie: oude meesters in het historische gebouw, de modernen in de nieuwbouw?

Van Hout: ‘In het oude museum tonen we voornamelijk figuratieve kunst, gestoeld op religie, moraliteit en het burgerlijke leven. Kunst bedoeld voor kerken en paleizen, doordrongen van de klassieke schoonheidsgedachte en met thema’s als macht en onmacht, het kwaad, lijden, hemel, wereldbeeld, vermaak en overvloed. In de nieuwbouw tonen we kunst die zich van die thema’s en van de figuratie heeft losgemaakt. Licht, vorm en kleur worden belangrijk. Niet zozeer wát er te zien is maar hoe het op het schilderij staat.’

Beele: ‘De collectiepresentatie is dan wel thematisch ingericht, de kunsthistorische chronologie is niet volledig losgelaten.’

Van Hout: ‘We willen bovendien een meer dynamische presentatie dan vroeger. Die honderd kernwerken zullen we altijd tonen, misschien niet altijd op dezelfde plek, maar zij vormen onze ruggengraat. Maar we willen blijven nadenken over wat we tonen en inspelen op nieuwe thema’s of de actualiteit. Daarvoor zullen we ook een beroep doen op bruiklenen uit andere musea en privécollecties. Dankzij collectiemobiliteit kunnen we lacunes opvullen: zo ruilen we een van onze werken van Rik Wouters voor een Georges Vantongerloo uit Mu.ZEE.’

De dode Titiaan opgebaard in het Palazzo Barbarigo - Joseph Nicolas Robert-Fleury
Aanbidding door de koningen - Peter Paul Rubens

Hoe gaan jullie om met de veelbesproken diversiteit?

Beele: ‘Voor het eerst in de geschiedenis van het museum gaat er aandacht naar mensen van kleur in de schilderijen. In De dood van Titiaan van Robert Fleury uit 1862 zit een zwarte knecht over wie nooit eerder gesproken werd. Idem voor de dienstbode bij Ferdinand Bol. In Rubens’ Aanbidding door de koningen komen drie werelden samen: Afrika, Azië en Europa. Zij krijgen een prominente rol in het verdiepende scherm bij het kunstwerk. Je moet het ook ruimer zien: een piëta is niet alleen een religieus, christelijk werk met Maria en Christus, het is een toonbeeld van menselijk lijden, rouw en pijn. Het kan evengoed een Oekraïense moeder met haar dode zoon uitbeelden. Dat motief is universeel én actueel.’

Van Hout: ‘Voorts zoomen we in op betekenisvolle details. In een stilleven van Osias Beert ligt suiker, een aanleiding om het over de koloniale suikerhandel te hebben.’

"Voor het eerst in de geschiedenis van het museum gaat er aandacht naar mensen van kleur in de schilderijen. "
Siska Beele
Marthe Donas, Stilleven
Stilleven - Marthe Donas

Hebben jullie pijnpunten ontdekt tijdens de voorbereiding?

Van Hout: ‘Onze collectie 20ste eeuw moet vervrouwelijken en internationaler worden. We kunnen inzetten op Marthe Donas, bijvoorbeeld. Een dialoog tussen Donas en Archipenko kan een tentoonstelling worden. Jules Schmalzigaug en de Italiaanse futuristen is nog zo’n mogelijkheid.’

Beele: ‘In Roem van de Antwerpse kunstschool van De Keyser zijn alleen maar mannen te zien, behalve de allegorische figuren. Dat wordt weerspiegeld in onze collectie: we hebben bij de oude meesters alleen werk van Catharina van Hemessen, Clara Peeters en Michaelina Wautier. In de 19de-eeuwse salon toon ik uiteindelijk drie vrouwen: Virginie Demont-Breton, Henriëtte Ronner-Knip en Adèle Kindt.’

Van Hout: ‘Op het museumplein willen we een statement maken met vrouwelijke kunstenaars: de Diepe fontein is van Cristina Iglesias, de ronde bank van Ann Demeulemeester, onze nieuwe mozaïek bovenaan op de trappen van Marie Zolamian en op de hoge sokkel links komt een werk van een hedendaagse kunstenares. Nee, haar naam kunnen we nog niet verklappen. (lacht) We willen in elk geval een strategie uitbouwen om werk van toonaangevende 20ste-eeuwse kunstenaressen in het museum te krijgen. Maar voor de aankoop van dergelijke werken zijn we natuurlijk rijkelijk laat.’

Legende van de heilige Christophorus - Anonieme Meester
Een Hollands ontbijt - Floris van Schooten

Wat zijn voor jullie zelf de grootste verrassingen?

Beele: ‘Onze gerestaureerde werken. Sinds het ontstaan van het restauratieatelier van het KMSKA in 1999 behandelden we zo’n tweehonderd werken. Zo is De verzoeking van de heilige Antonius van Maerten de Vos er verrassend goed uitgekomen.’

Van Hout:Legende van de heilige Christophorus, dat wordt toegeschreven aan Jan van Amstel, is na de restauratie een juweel. En Een Hollands ontbijt van Floris van Schooten, een vroege stillevenschilder, is een bijna abstract meesterwerk. Het is alsof je naar nieuwe werken kijkt. Alleen de hele grote Rubensen konden nog niet gerestaureerd worden. Dat zal op zaal gebeuren. Van Rubens is wel het portret van Gevartius prachtig gerestaureerd. En zijn Michielsen-triptiek is geen vieze soep meer: je ziet nu weer waarom Rubens zo belangrijk is. Kijk naar de traan van Maria Magdalena! Al die kunstenaars bekijk je met nieuwe ogen.’