Architecten Jan Jacob Winders en Frans Van Dijk hebben bij het museumontwerp in de 19de eeuw veel oog voor harmonie en grandeur. Met de Rubens -en van Dyckzaal als eregalerijen. Die kregen een afwerking met ‘goud’ op de kroonlijsten. Maar is het wel al goud wat blinkt?

In de doorgedreven restauratie van de historische museumzalen zijn de architecten en restauratoren vaak aangewezen op archiefmateriaal en wetenschappelijk onderzoek. Dat biedt antwoorden op veel vragen. Waren de moluren van deze zalen bekleed met echt goud? En met welk materiaal werken de restauratoren de kroonlijsten op een duurzame manier af?

Binnen het masterplan grijpt Kaan Architecten terug naar het oorspronkelijk ontwerp, zoals Winders en Van Dijk voor ogen hadden. Het duo ontwerpt de Rubens- en Van Dyckzaal als eregalerijen om de grote altaarstukken tentoon te stellen. De gouddecoratie diende als parel op de kroon van deze prachtige zalen. Een uitgesproken rijk interieur in harmonie met de topstukken van het museum.

KMSKA-start-gouddecoratie-rubenszaal
Ontwerp voor de moluren van architecten Winders en Van Dijk.

Uitgesproken visie

Maar hoe zagen de zalen er in 1890 uit? Het agentschap Onroerend Erfgoed dook het museumarchief in op zoek naar het antwoord. Uit de briefwisseling tussen architecten Winders en Van Dijk bleek een uitgesproken visie. Essentieel was de juiste kleurafwerking. Om de zalen een koninklijke uitstraling te geven, kregen de muren van de eregalerijen een antiekrode kleur. Voor de hogere delen van de zaal, zoals het plafond, kozen ze voor lichtbruine tinten. Het geheel moest samenvloeien ‘pour obtenir une harmonie complète de l’ensemble.

De Rubenszaal in 1920. - © KMSKA archief

Om de zalen helemaal ‘af’ te maken, zou een toets goud op de moluren niet misstaan. Goud was immers volledig in harmonie met de rode en bruine tinten van de zalen en gaf net dat extra cachet. Niet onbelangrijk voor zalen die het kloppende hart van het museum vormen. Ervaring met goud deden de twee architecten al eerder op. In de Keyserzaal, de monumentale trappenhal, gebruikten ze bladgoud om de prestige van de hal eer aan te doen.

Een tekort aan budget dwingt de architecten er echter toe om andere pistes te onderzoeken. Ze gaan op onderzoek en ze vragen monsters op bij andere musea in Europa. Uit de briefwisseling blijkt dat ze kozen voor het goedkopere bladzilver met goudvernis. Winders en Van Dijck creëerden zo met sobere middelen toch een rijk effect.

Zoeken naar laagjes

De oorspronkelijke afwerkingslaag van de moluren is in situ verder onder de loep genomen. Op de originele laag zitten twee overschilderingen, aangebracht tijdens eerdere renovaties. De laatste dateert van 1977, het Antwerpse Rubensjaar. Die is makkelijk te verwijderen met een oplosmiddel, maar de onderliggende laag blijkt lastiger. Deze heeft zich vastgehecht aan de oorspronkelijke laag, waardoor beiden niet meer van elkaar te onderscheiden zijn.

Microscopisch onderzoek in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK-IRPA) geeft uiteindelijk inzicht in de opbouw en de samenstelling van de originele verguldingslaag. Wat blijkt? De oorspronkelijke laag is opgebouwd uit een metaalfolie met daarbovenop een vernislaag. Samen geeft dit een illusie van bladgoud.

In de 19de eeuw was het niet ongebruikelijk om voor metaalblad te kiezen als afwerking voor interieurs in plaats van het dure bladgoud. Bladzilver was een mogelijkheid, maar minder duurzaam. Aluminium daarentegen verkleurt niet door oxidatie, en je bekomt hetzelfde visuele effect.

Blijkt dus dat Winders en Van Dijk andere materialen gebruikten dan ze in hun briefwisseling aangaven.

De moluren in afbraakfase. Tijdens de afbraakfase nam aannemer Artes Roegiers de kroonlijsten tijdelijk weg. Een huzarenstukje! Sommige moluren ondergingen een restauratiebeurt, anderen werden vervangen. - © Karin Borghouts
© Karin Borghouts
© Karin Borghouts
© Karin Borghouts

De restauratie

De restauratoren van Altri Tempi kunnen vandaag de gouddecoratie aanbrengen op twee manieren. Ofwel werken ze de moluren af op dezelfde manier als de architecten deden met bladaluminium en een gekleurde vernislaag. Ofwel voorzien ze de plafonds van vergulding, waarbij geen gekleurde vernislaag nodig is.

In samenspraak met Onroerend Erfgoed viel de keuze op de oorspronkelijke methode: een combinatie van aluminium en gepigmenteerde vernis.

Rubenszaal
Het resultaat mag er zijn - De Rubenszaal na de restauratie van de moluren